Herinneringen aan Victor E.van Vriesland
Toen Rob Groenewegen Weerloos tegenover alles. Het leven van Victor E. van Vriesland (Amsterdam/Antwerpen 2023) publiceerde, had ik de biograaf vanaf 2011 via bijna dagelijkse mailtjes voortdurend informatie over deze fascinerende letterkundige verschaft. Zelf heb ik afgezien van een biografie omdat ik geen afstand kon nemen. Maar ik geef graag hieronder mijn persoonlijke herinneringen aan deze vriend en leermeester weer.
Naar ik mij herinner, schreef ik mijn eerste gedicht toen ik twaalf jaar was. Ik bevond mij in een stil, vreemd huis, ver van de eigen omgeving en paste op twee slapende kinderen. Wat het thema ervan was, weet ik niet meer, maar mijn aandacht voor zelf geproduceerde tekst was gewekt. Ik ging onmiddellijk lezen wat anderen schreven.
Op de radio werd rond 1960 een programma uitgezonden waarin diverse schrijvers luchtig en creatief omgingen met literatuur. Het heette Hou je aan je woord en zou jarenlang op radio en later op televisie zijn te volgen. Vaste deelnemers waren Godfried Bomans en Victor van Vriesland. Al snel begon ik hun werk te lezen. Beiden maakten indruk.
Intussen schreef ik vaker gedichten. Ik tikte ze uit op gelinieerde ringbandblaadjes. Ander, beter papier bezat ik niet. Omdat ik graag een oordeel wilde van iemand die intussen als gezaghebbend bekend stond en 'het levend geweten der Nederlandse dichtkunst' werd genoemd, zocht ik het woonadres op van Van Vriesland en stuurde hem een stapeltje gedichten met de vraag of hij zijn oordeel wilde geven. Enkele dagen later ontving ik een telegram met de tekst: 'Sta op het punt naar Noorwegen te vertrekken. Hoop u volgende week te schrijven'. Omdat dit het eerste telegram was dat op ons adres zou worden bezorgd, maakte het een geduchte indruk.
De in het vooruitzicht gestelde brief ontving ik inderdaad de week erop. Van Vriesland schreef dat hij geen commentaar leverde op tekst die niet van professionele schrijvers afkomstig was, maar dat ik maar eens langs moest komen, 'altijd na afspraak'. Ik was opgetogen als nooit tevoren.
En ik ging op bezoek in Amsterdam, belde aan bij het grote grachtenpand aan de Weesperzijde 25, werd via een marmeren trap naar de huiskamer op de eerste verdieping geleid door wie huishoudster An bleek te zijn. Deze bracht Van Vriesland per telefoon op de hoogte en kreeg te horen dat ik naar zijn werkkamer kon komen. Ik betrad vervolgens een tamelijk steile trap, liep door een lange, vrij donkere gang vol boeken en opende de werkkamer van de meester. Door ruiten die uitzicht gaven op de Amstel was het een opmerkelijk lichte, hoge, zeer ruime kamer met talloze boeken. Eén wand werd gevormd door een reeks gestapelde, metersbrede stalen kasten met telkens een horizontale middenplank en afgesloten door twee glazen deurtjes met slot. Naar ik later hoorde, waren ze door zijn vriend Willem Gispen speciaal voor hem gemaakt om de boeken gereguleerd te kunnen verhuizen.
Verder viel meteen het grote bureau op waarop enkele familiefoto's stonden, plus een gipsen buste van Karel van de Woestijne. In deze imponerende omgeving ontving hij mij. Hij stond op uit zijn brede fauteuil en stelde mij onmiddellijk op een prettige manier gerust. Hij was langer, groter dan ik verwachtte, uitermate hoffelijk, goed gekleed en met twinkelende ogen. Een voornaam man, met een prettige stem en perfecte dictie. Duidelijk een aristocraat in hart en nieren. Ik raakte zo onder de indruk van zijn verschijning dat ik mij niet echt herinner waarover wij hebben gesproken. De literatuur zal het hoofdonderwerp zijn geweest en ik zal vast en zeker mijn bewondering voor Tachtigers als Willem Kloos en Jacques Perk hebben uitgesproken. En hij zal ongetwijfeld hebben verteld over zijn ontmoeting met Kloos, van wie hij een foto had gekregen die later uit de eerste druk van Verzen I zou vallen.
Kennelijk beviel hem het bezoek van de zestienjarige dichter-in-spe en nodigde hij mij uit, regelmatig nieuw werk te sturen en erover te komen praten. Altijd onder het genot van een goed glas. Ja, hij leerde mij in de loop der tijd wijn en jenever waarderen. Gelukkig kon ik hem geruime tijd blij maken met echte, onversneden moutwijn die ik buiten de handel om kon krijgen van een oom die in een Schiedamse brouwerij werkte - totdat het hoge alcoholpercentage ervan overal werd verboden.
Bij volgende bezoeken nam hij de nieuwe gedichten stuk voor stuk door en gaf hij aan welke hij publicabel achtte en welke niet. Hij maakte indruk door soms op te merken: 'Dit woord heb je zeker later ingevoegd.' Vanzelfsprekend had hij gelijk.
Daarnaast kwamen heel wat zaken ter sprake, ook persoonlijke. Het verleden bleef voortdurend aanwezig. Hij wisselde graag van onderwerp. Ondertussen brandde hij, om zijn astma te dempen, een verboden kruid op een schoteltje. Daardoor kon hij de sigarettenrook verdragen. Ik rookte immers in die tijd, zonder te beseffen wat het tot gevolg had voor anderen.
Tal van schrijvers kwamen ter sprake. Uit zijn ruim bemeten vriendenkring noemde hij graag A. Roland Holst en J.C. Bloem. De laatste kende net als hijzelf 'de dichters van één gedicht', dichters die slechts een enkel gedicht hadden geschreven dat aandacht verdiende. Als Bloem en hij er niet meer waren, zou dit soort dichters nooit meer worden herinnerd, hielden zij elkaar voor. Veel literaire wetenswaardigheden kwamen aan bod. Hij was een ervaren en briljant causeur. Met name als hij herinneringen en anekdotes vertelde. Het was genieten voor wie ze mocht horen.
Hij trad op als een leermeester en gaf mij vele titels van te lezen boeken. Het tweede telegram dat ik op zeker moment ontving, gaf aan dat ik Franz Kafka moest lezen: 'compleet'. Zo ontwikkelde hij mijn literaire smaak. Maar niet alleen qua literatuur gaf hij raad en aanwijzingen. Hij was verre van 'verliteratuurd.' Zo liet de actualiteit hem nooit los. Toen bijvoorbeeld in 1968 een studentenopstand uitbrak in Frankrijk en ik op vakantie naar Parijs zou gaan, drukte hij mij op het hart cafés te bezoeken om met studenten te praten. Tegelijk voegde hij eraan toe dat De Gaulle 'toch een groot man' was. Hij toonde hoe complex de werkelijkheid kon zijn.
Op den duur ging ik hem ervaren als een vaderfiguur. Nog weer later, nadat hij mij had uitgenodigd voortaan Vic te zeggen, zou zich langzamerhand een warme vriendschap ontwikkelen.
Tijdens verjaardagen die hij pas laat begon te vieren, nadat hij er onder invloed van ervaringen in de Tweede Wereldoorlog lang vanaf had gezien, liet hij mij kennismaken met heel wat van zijn vrienden en bekenden. Zo kwamen op 27 oktober naar zijn werkkamer aan de Weesperzijde 25 - waar barman Jan van de Amsterdamse artiestensociëteit De Kring de drank verzorgde - enkele tientallen bevriende schrijvers, jaarlijks wisselend en veelal met partner, zoals Marga Minco en Bert Voeten, Jeanne van Schaik-Willing, Maurits Mok, Alfred Kossmann, Steven Membrecht, Eldert Willems, Ankie Peypers, etc. etc. Hij stond open voor diverse generaties. Hij hechtte eraan ook jongeren te leren kennen en wilde graag door hen gezien en gelezen worden.
Overigens was het Jeanne van Schaik-Willing die mij tijdens zo'n verjaardag toevertrouwde dat Vic in zijn rijke tijd, voordat hij in 1929 als miljonairszoon al zijn geld verloor en alleen schulden overhield, bijzonder ruimhartig leefde. Vrienden en bekenden die op bezoek kwamen en geld nodig hadden, verwees hij naar de openstaande kluis om te pakken waar zij behoefte aan hadden. Maar niet alleen toen hij vermogend was, bood hij anderen hulp aan. Genereus is hij altijd gebleven. Zo vertelde hij mij ergens rond 1962, dat hij voor een vriendin bij de aankoop van een huis garant was gaan staan, hoewel hij geen sou meer bezat.
Na enkele jaren stelde hij vast dat het niveau van mijn werk dusdanig was gestegen dat hij de keuze van te publiceren gedichten aan mijzelf overliet. De bezoeken bleven volgen. Omdat ik intussen een vaste vriendin had, wilde hij haar ontmoeten en was zij vanaf dat moment welkom. Altijd om vijf uur in de middag, want hij was een 'dagslaper' zoals hij zich had voorgesteld in een gedicht. 's Nachts werkte hij met name aan de samenstelling van zijn fameuze Spiegel van de Nederlandse poëzie door alle eeuwen, waarvoor hij alle in Nederland verschenen bundels doornam - uitgeverij Meulenhoff liet deze stapel na stapel bij hem thuis bezorgen door een werkstudent. Toen de uitgever onder invloed van een nieuwe redacteur na de publicatie van de vijfdelige Spiegel (Amsterdam 1968) de omvang ervan sterk wilde beperken, weigerde hij de samenstelling voort te zetten. Hij ondervond hij er veel verdriet van. Bovendien verloor hij een aanmerkelijk deel van zijn inkomen doordat de maandelijkse vergoeding voor het samenstellen wegviel.
Toen mijn eerste bundel, Materiaal voor morgen, in 1968 bij Meulenhoff zou uitkomen, stond hij mij niet toe, de drukproef zelf te corrigeren en liet mij naar Amsterdam komen. In zijn werkkamer had hij een prachtige Grand Cru uit de Bordeaux geopend klaarstaan voor de haard. 'Als je die omver loopt, doe ik je wat.' Uiteraard scheelde dit daarop niet veel. Hij nam de bundel zorgvuldig door en verbeterde de zetfouten. Deze zou dus zonder fouten verschijnen. Het werd een heuglijke, heerlijke avond. Waarschijnlijk vroeg ik toen pas naar het schitterende vrouwenportret in blauw aan de wand. Toen ik informeerde of dit zijn vrouw was, antwoordde hij met een bijna verlegen glimlach: 'Ja, maar dan wel mijn eerste vrouw.' Zij was de Zwitserse Marie Huguenin Dumittan met wie hij in 1917 was getrouwd en die in 1931 smartelijk was gestorven. Het portret van hoge kwaliteit werd rond 1919 geschilderd door Jan Boon. Het is afgebeeld tegenover pagina 193 in Rob Groenewegens biografie.
Meestal werd een bezoek afgesloten met een maaltijd in goede restaurants van in de jaren zestig bekend geworden koks, zoals de gebroeders Fagel, uit een uitgeweken familie van Hugenoten die zich in Nederland had gevestigd. Het eerste restaurant waar de gastheer ons mee naartoe nam, was Le Provençal aan de Weteringschans. Voor het eerst maakten we kennis met eten op niveau en genoten daar van coquilles st.-Jacques, entrecote en een plezierig dessert. Als aperitief kon de grote man geen jenever nuttigen omdat het restaurant er geen vergunning voor had en hij zijn toevlucht moest nemen tot een glas Dubonnet, dat hij zonder commentaar met heldenmoed verorberde.
Een andere Fagel-kok bevond zich in de Leidsedwarsstraat met restaurant La Forge. een aangenaam restaurant waar wij vaak zouden terugkomen. Soms begroetten Vic er andere auteurs, zoals Harry Mulisch - kort weliswaar, omdat deze zat te lezen en hij hem niet wilden storen. Een andere keer zat Jacques Gans aan tafel met een fles wijn.Vanaf het moment dat hij hem waarnam, bleef Vic hem met gefronst gezicht onafgebroken aankijken. Daarop nam Gans zijn aangebroken fles in de hand en snelde naar een tafeltje waar hij niet kon worden gezien door de man die hem in de schrale jaren dertig nog aan werk had geholpen, maar die het Gans danig kwalijk nam dat deze de weg van De Telegraaf had gekozen.
Leidsedwarsstraat 69 was het adres van De Boerderij, een chique restaurant waar we onder andere genoten van een prachtige kalfsschenkel, geserveerd met een lepeltje om de verfijnde merg uit het bot te savoureren. Zoals gebruikelijk dronken wij er indrukwekkende rode wijn bij, Vics lichaam verdroeg geen witte wijn. In De Prinsenkelder aan de Prinsengracht kwam de kok uit de keuken om hem te begroeten.. Hij bestelde asperges, maar wel op voorwaarde dat de kok ze zelf zou schillen. Elke samenkomst ervoeren wij als jongelui wel iets wat wij niet gewend waren. Vic liet voortdurend zien wat boeiend leven inhield. Hij bleef een leven lang een grand seigneur, al was hij niet meer de 'bohème met een chequeboek' zoals zijn vriend Nico Rost hem in het interbellum met ironie beschreef.
En altijd was er de taxi. Doordat hij vaak veel last had van asthma, was vervoer per taxi een noodzaak. Opvallend waren handschoenen die hij aantrok wegens een lichte vorm van smetvrees. Hij hield ze aan bij het afrekenen. Het papiergeld aanreiken vergde daardoor enige moeite. De chauffeur ontving altijd een vaste fooi en kreeg ook anderszins zijn aandacht. Wie er ook bij hem in de taxi zat, Vic voerde uitsluitend gesprekken met de chauffeur, niet met zijn gasten.
Op een late avond zette hij ons per taxi af op het Amsterdamse Centraal Station. De tijd die restte om de trein naar Rotterdam nog te halen, was krap. En jawel, wij misten daadwerkelijk de trein en liepen teleurgesteld terug. Het afscheid nemen van Vic was intussen zeker een kwartier geleden. Maar hij had de chauffeur voor alle zekerheid al die tijd laten wachten en nam ons weer mee naar huis om van daaruit een hotel te kunnen zoeken. Het tekende zijn bezorgdheid en betrokkenheid.
Meestal was zijn vrouw Adrienne door een druk leven niet in de gelegenheid mee uit eten te gaan. Het lesgeven vergde nogal wat van haar en vooral het oppassen en bijspringen bij haar dochter Germaine Groenier ontnam haar alle tijd en energie. Triest dat deze dochter haar stiefvader Vic grondig afbrandde in haar publicatie Een stuk van mijn hart. Brieven aan mijn dochters (Amsterdam 1997). Alfred Kossmann noemde het in zijn NRC-column 'karaktermoord.' En later zou zij in een televisie-interview buitengewoon heftig afgeven op haar intussen overleden moeder. Voer voor psychologen, naar ik aanneem.
Adrienne Canivez was Vics vierde vrouw. 'Ik heb mij een paar keer vergist.' gaf hij als uitleg. Hij had Adrienne ten huwelijk gevraagd toen hij op sterven lag en zijn archief van duizenden brieven en overige bezittingen wilde veiligstellen. Het zou onverwachts tot een goed huwelijk uitgroeien. Zijn kinderen Aline en Johan kwamen uit een eerder, derde huwelijk voort.
Op een dag dat Adrienne wel in de gelegenheid was mee te komen, gingen wij na het restaurant nog naar de bar van een eersteklas hotel aan de Apollolaan. Dit had moderne glazen deuren. Met opzet lieten Vic en Adrienne ons voorgaan en met de hand reiken naar de deuren om deze te openen. Het was lachen toen deze hypermoderne deuren automatisch opengingen en wij verbouwereerd reageerden. We namen plaats aan de bar, Vic bestelde champagne en vroeg wat voor lekkernij de barman nog kon serveren. Deze bedacht een schaal met krabsalade en bij het weggaan werd hij niet vergeten toen de betaalcheque werd uitgeschreven.
Wat ik altijd jammer heb gevonden, is dat we hem op onze beurt later niet de nouvelle cuisine hebben kunnen laten proeven - zo hij al een maaltijd van onze kant zou hebben geaccepteerd. Hij betaalde immers altijd de maaltijden. Uitzondering was het door hem aangeraden dejeuner dinatoire. Dit vond plaats in het Vlaardingse Deltahotel op 9 oktober 1967, onze trouwdag waarop hij getuige wilde zijn. Ondanks het vroege middaguur zat hij al vóór 12 uur in een kroegje tegenover het stadhuis te wachten, uitgeput na een Amsterdamse taxi, een treinreis en weer een taxirit, meer dan een half etmaal eerder dan hij gewend was op te staan.
Toen wij die dag gedrieën met de trein van Schiedam naar Amsterdam zouden reizen en ik hem vroeg welk soort kaartje hij had, antwoordde hij een kaartje te hebben waarmee hij overal kon plaatsnemen. Eerste klas dus. De arme bruidegom begreep het niet en kocht de gebruikelijke kaartjes tweede klas. Aangekomen in Amsterdam, bood het jonge echtpaar hem een diner aan op de bovenverdieping van De Silveren Spiegel aan het Kattegat. Maar na het dessert wilde hij het digestief een verdieping lager genieten - voor zijn rekening. Met Adrienne die door een ongeval ons huwelijk niet kon bijwonen, hieven we later op de avond aan de Weesperzijde 25 nog lang het glas. Wij hadden enkele panden verderop een hotel geboekt. Deze bleek achteraf door hem te zijn betaald.
Ook aan latere samenkomsten bewaren wij uitsluitend warme gevoelens. Hij was attent, betrokken en kon vriendschap zowel ervaren als uitstralen. Hij gaf mijn naam op als er publiekelijk aandacht aan hem zou worden besteed. Zo liet hij mij uitnodigen, op te treden in een aan hem gewijd televisieprogramma, De Onsterfelijken (1971) en een bijdrage te leveren aan het aan hem gewijde tijdschrift Maatstaf bij zijn tachtigste verjaardag, 1972. Achteraf kreeg elke deelnemer een bedankbrief voor de medewerking. Zo waren zijn manieren.
De laatste verjaardag die wij bij hem vierden, was zijn 82ste. Er waren aanmerkelijk minder vrienden dan gebruikelijk, want hij wilde geen ruchtbaarheid geven aan zijn fragiele situatie. Wij zaten enkele uren bij elkaar. Vic keek je wel aan, maar zijn ogen waren niet helder. Elke fonkeling ontbrak. Ik had de indruk dat ik hem bij herhaling uitdrukkingsloos in het Niets zag staren. Achteraf begrepen wij dat hij heeft nagelaten een 'Op sterven' in zijn agenda te noteren, zoals hij had gedaan toen hij doodziek in een ziekenhuis lag. Dit was waarschijnlijk om na het verlaten van het ziekenhuis, de juiste datum te kunnen traceren. Zijn geheugen voor jaartallen en cijfers was beperkt. Tijdens zijn laatste verjaardag moet hij gevoeld hebben dat zijn einde nu definitief naderde. Hij schreef niets meer.
Twee dagen later, 29 oktober 1974, is hij overleden. Zijn laatste woorden waren: 'Dank je, dood.' Het was zijn wens, op vrouw en kinderen na, niemand bij zijn begrafenis aanwezig te hebben. Zijn vrouw Adrienne begroef hem met een bos rode rozen, samen met zijn dochter Aline en zijn zoon Johan.
***********************************************************************************************************************************************************************************************
Terugblik op publicaties
Na het faillissement van uitgeverij Bzztoh (2009) heeft Dirk Kroon zijn werk aangeboden aan de jonge, geheel zelfstandige uitgeverij Liverse te Dordrecht. Deze heeft Bijna oud, gedichten van een babyboomer in december 2011 gepubliceerd als nummer 8 van de Bordeauxreeks die onder redactie staat van Kees Klok. In maart 2013 bracht Liverse de thematisch verwante bundel Dagelijks despoot, de jaren van een babyboomer als nummer 18 in dezelfde reeks.
Vervolgens brengt Uitgeverij Liverse in de zomer van 2015 een ruime keuze van 364 blz. uit de essays die Kroon schreef voor Bzzlletin, Ons Erfdeel, Poëziekrant, De Parelduiker en zo meer. Titel: Is het werkelijk? Verkenningen van dichters. Daarin staan dichters centraal die geen genoegen nemen met de dagelijkse, zintuiglijk waarneembare werkelijkheid: Achterberg, Andreus, Bloem, Gerhardt, Gilliams, Hamelink, Herzberg, Hoornik, Lodeizen, Mok, Tellegen, Vasalis en Warmond komen aan bod, naast Kroons bijzondere interpretatie van Leopolds Cheops en de positieve reactie van Ida Gerhardt erop, plus een introductie op leven en werk van de intrigerende literator Victor E. van Vriesland die Kroons leermeester en vriend werd en over wie Jo Otten-biograaf Rob Groenewegen een biografie heeft voorbereid voor uitgeverij Atlas Contact.
Als pendant van deze verzameling literaire essays is eind 2015 bij uitgeverij Liverse verschenen: Verzamelde liefdesgedichten waarin Dirk Kroon een royale thematische keuze samenbracht uit de gedichten, die hij schreef van 1965 tot en met 2015. Hij herzag fragmenten, herschreef en herschikte diverse onderdelen om te komen tot een definitieve editie. Ook niet eerder gepubliceerd recent werk is opgenomen. Deze verzamelbundel van 112 gedichten kreeg de titel Verzamelde liefdesgedichten - het is nooit volmaakt en is verschenen als deel 35 in de Bordeauxreeks.
In mei 2016 heeft Dirk Kroon een nieuwe verzamelbundel voltooid, Sterveling, de gedichten van een babyboomer. Daarin zijn opgenomen de licht herziene herdruk van Bijna oud en Dagelijks despoot, plus een volledig nieuwe bundel met het thema ouder worden, Vergeefs verweer. Deze complete editie verschijnt als nummer 36 van de Bordeauxreeks. Een voorproefje van 12 (dubbel)gedichten, Tema con variazioni, staat sinds half juli 2016 online via het literaire tijdschrift Extaze. Op 17 september 2016 overhandigde uitgever Henk Verweerd het eerste exemplaar van deze bundel aan de auteur.
Verzamelde gedichten
Uitgever Henk Verweerd heeft de dichter in december 2016 uitgenodigd 'De dikke Kroon' samen te stellen. Aan deze verzamelde gedichten is intussen hard gewerkt; evenals bij Kroons eerdere verzamelbundels, c.q. herdrukken zijn de gedichten herhaaldelijk licht herzien. Daarmee sluit hij zich aan bij Paul Valéry die meende dat een gedicht nooit voltooid was. Deze definitieve editie draagt de naam: Op de hoogte van de vogels - verzamelde gedichten.
De presentatie van Op de hoogte van de vogels - verzamelde gedichten vond inmiddels plaats op zondag 23 april 2017 in de roemruchte en riante boekhandel Donner te Rotterdam. Wim van Til (Poëziecentrum Nederland) die de flaptekst voor dit boek verzorgde, interviewde de dichter. Voorts gaf Kroons oude vriend Lévi Weemoedt acte de présence. Beiden lazen gedichten voor een publiek van ongeveer 100 personen. Wie de verzamelde gedichten aanschafte, ontving naast een handtekening of opdracht een handgeschreven gedicht van Dirk Kroon. Voor de signeertafel vormde zich een lange rij. Overigens zijn deze verzamelde gedichten o.a. beschikbaar in The British Library, die eerder al 20 titels van Dirk Kroon heeft aangeschaft. De kritiek op dit boek van 632 blz. is lovend. In Poëziekrant van nov./dec. 2018 besloot Renaat Ramon zijn overwegingen met het judicium: 'Een monument waarvoor wij Uitgeverij Liverse dankbaar zijn.'
In de publieke ruimte
Nieuw geschreven teksten zijn 29 juni 2018 onthuld op de Rotterdamse Beukelsbrug en het brugwachtershuis aldaar (beide ontwerp van Wim Quist, 1965): een gedicht op het glas van het huis, plus 2 gedichten op de 114 m. lange brugleuning, met verwijzing naar de Van Nellefabriek (ontwerp Brinkman & Van der Vlugt, 1930). Dit beroemde voorbeeld van het Nieuwe Bouwen is vanaf de Beukelsbrug te zien. De teksten werden na een open inzendingsprocedure door de jury van de Stichting Brugwachtershuisje uitgekozen, evenals het ontwerp van een paard door Vos Broekema dat ook op het huis wordt afgebeeld. Het verwijst naar de Delfhavense Schie als voormalige trekvaart.
Vervolg op de verzamelde gedichten
Uit het werk dat Kroon de afgelopen drie jaar schreef, stelde hj een nieuwe bundel samen, Onder de vogels, een thematische bundel over de tijd en het menselijk bestaan. Het eerste exemplaar is door uitgever Henk Verweerd op 4 oktober 2019 aan de dichter overhandigd. De bundel is uitgevoerd in hardcover, bevat 70 blz., verschijnt eveneens bij Uitgeverij Liverse en is verkrijgbaar bij de betere boekhandel, al dan niet online. Buitengewoon verheugend nieuws: op 19 december 2019 is de tweede druk verschenen. De enige zetfout uit de eerste druk is verbeterd, de bindwijze is verrijkt met een kapitaalbandje en het papier (ecru) past nog beter bij de hardcover. Er verschenen tot op heden alleen maar zeer positieve recensies, van o.a. Dirk de Geest, Guy van Hoof, Erick Kila en Renaat Ramon.
Rond Kroons 75e verjaardag boden uitgever Henk Verweerd en Wim van Til (Poëziecentrum Nederland) een liber amicorum Dirk Kroon 75 in één fysiek exemplaar aan, dat te zien is via de link:
https://designrr.page?id=130803&token=4119923097&type=FP&h=7284
Half 2021 vraagt uitgever Henk Verweerd of Kroon niet een nieuwe bundel wil samenstellen. Een echte verrassing voor de dichter die nog nooit heeft meegemaakt dat een uitgever zelf erom vroeg. Aangezien Kroon gedurende 2 jaar uitsluitend gedichten van 4 regels heeft geschreven, die rijmen, alliteratie en assonantie kennen en één thema hebben, zegde hij een bundel toe, zodra vorm en thema waren voltooid. En zo staat voor september 2021 aangekondigd: Na de vogels, nr. 61 in de Bordeauxreeks. De 75 gedichten geven zonder omwegen een herkenbaar leven weer waaruit veel is verdwenen, maar waarin de dichter openstaat voor raadsel en perspectieven in een steeds schraler bestaan dat zal uitdraaien op de dood. Na de vogels is duidelijk een bundel met essenties die de nu 75-jarige dichter niet eerder had kunnen schrijven. De titel verwijst naar het laatste stadium in de relatie met de vogels. Waar A. Roland Holst zijn laatste bundel Voorlopig noemde, lijkt Na de vogels Kroons voorlopig diens laatste. Na de vogels is 14 oktober 2021 verschenen en verwierf al enkele zeer positieve recensies. Recente berichten komen op Facebook te staan.
Als altijd is er een nieuwe bundel in zicht. Mijn volledig dichtwerk zal waarschijnlijk bestaan uit: Op de hoogte van de vogels-verzamelde gedichten (2017), Onder de vogels (2019), Na de vogels (2021) en Vogelvrij (2023). Eind mei 2023: is Vogelvrij verschenen. Begin november 2024 werd dit geheel gecompleteerd met mijn 25e dichtbundel: Gekortwiekt.
Archief
Mijn archief, met veel persoonlijke en vooral literaire elementen, heb ik gedoneerd aan het Literatuurmuseum. Het waarschijnlijk laatste deel is opgehaald op 7 augustus 2025.